Hoe laat je het vertrouwde achter je en zet je een stap die je nog nooit eerder gezet hebt? In ‘De wortels van de wereld’, de opvolger van De serres van Mendel, neemt Reya een loodzware beslissing…
Met dit fragment uit ons nieuwe boek als Zaailing stappen ook Kirstin en ik over de drempel naar de buitenwereld.
Over de drempel stappen - illustratie uit 'De wortels van de wereld' |
Over de drempel stappen
een fragment uit ‘De wortels van de wereld’
Ze moet iets doen. Reya voelt de gedachte branden in haar hoofd, alsof ze zelf koorts heeft. En ze weet ook wát ze moet doen, al maakt het haar doodsbang. Ze moet naar Demeter.
Die zal raad weten, dat heeft Mendel zelf gezegd. En hij is niet in staat om te gaan. Maar zij wel.
Demeters huis ligt aan de grens van de stad in het oosten, herinnert ze zich. Een paar dagen stevig doorlopen…
Reya verzamelt al haar moed als een grote klomp in haar buik. Het maakt niet uit hoe ver het is, ze moet gewoon dóórlopen.
Ze propt het laatste restje eetbaar voedsel in haar zakken. Arizona, die zoals zo vaak lag te slapen in één ervan, wordt wakker en steekt zijn kopje naar boven. Reya haalt de slang tevoorschijn en hurkt neer. Haar vingers trillen.
‘Ik wil je niet achterlaten’, fluistert ze. ‘Maar ik durf je ook niet meenemen. Daarbuiten is er niks voor jou. En hier…’ Ze slikt. Zo zacht ze kan, aait ze over het gladde kopje. De slang glipt tussen haar vingers vandaan en glijdt in een gracieuze beweging op de grond. Reya’s blik wordt troebel. ‘Weet je het zeker?’
Arizona glijdt – langzamer dan anders, zo lijkt het wel – van haar weg, de begroeiing in.
Reya richt zich op. Van op een afstand kijkt ze naar Mendel, die ineengekrompen op de bank zit. Met haar ogen vol tranen ziet hij er minder ziek uit. Maar ook nóg minder zichzelf. Ze wil naar hem toe lopen en hem omhelzen maar houdt zichzelf net op tijd tegen.
‘Dag’, fluistert ze zonder geluid. Dan sluipt ze weg, naar de sluisdeuren die toegang geven tot de buitenwereld.
Ze werpt een laatste blik over haar schouder. Het hoge voorportaal met de indrukwekkende zuilen vol klimplanten ligt er schijnbaar vredig bij in het ochtendlicht.
Aarzelend stapt Reya over de drempel van de serres. Haar voeten voelen aarde en kort, stekelig gras. Ze ruikt de kruidige geur van de heuvels. De horizon tilt haar blik omhoog. Haar mond valt open. Ze staat onder een hemel die hoger is dan ze ooit voor mogelijk heeft gehouden. Hij is prachtig. En immens. En doodeng.
Een plots geluid laat haar omkijken. De buitendeuren gaan weer dicht en vergrendelen zichzelf. Trillend draait Reya zich om. De open ruimte gaapt haar tegemoet, als een zee van gras en golvende wolken waarin ze elk moment kan worden verzwolgen.
Ze zet één stap. En dan nog één. Alles in haar schreeuwt dat ze terug moet naar de beschutting van de koepels. Maar ze scheurt zich los en loopt door, zonder nog om te kijken.