zondag 25 december 2022
zaterdag 12 november 2022
Welkom op de boekvoorstelling!
Het is zover!
De feestelijke boekvoorstelling van De oceaan van Mare vindt plaats in Aalst op 1 december.
De oceaan van Mare |
Drie jaar geleden stelden co-auteur Kirstin Vanlierde en ikzelf ons boek De serres van Mendel voor in de Plantentuin van Meise. Het werd een beleving om nooit te vergeten. Toen kwam Covid en ging de wereld op slot. Nu komen we boven water met De oceaan van Mare. Het is zowel een derde deel in het universum van Mendel als een op zichzelf staand verhaal, los te lezen. Het is een ode aan angsten overwinnen en in de diepte van het duister meer vinden dan je ooit had durven dromen.
In gedachten hoort hij het Mendel weer zeggen: ‘Je zou dieper willen.’
Ja.
Het
is zelfs geen besluit, het is een feit. Robin controleert de toestand
van zijn flessen. Dan peutert hij de knoop los waarmee het touw is
vastgemaakt aan zijn riem. Zodra het loslaat, lijkt het niet meer dan
een heel lang, smal lintje kelp dat wiegend in de stroming van hem
wegdrijft.
Robin richt zijn blik naar beneden, naar de blauwe gloed die op hem wacht, en duikt. Dieper.
Heb je zin om het samen met ons feestelijk boven de doopvont te houden? Van harte welkom! Alle praktische details vind je hieronder. Bevestig zeker je komst.
Waar en wanneer?
DRIFT (Cimorné)
Alfred Nichelsstraat 14, Aalst
1 december 2022 om 19.30u
Verloop van de avond:
Onthaal vanaf 19u
Start om 19.30u.
Kirstin licht een tipje van de sluier van het universum van Mendel
Jurgen tekent live
Petemoei Ann Schatteman belicht de kracht van verhalen
Uitgever Julie Verhaert houdt het boek boven de doopvont
Vanaf 20.30u:
Drankje & babbel
Boekverkoop en mogelijkheid om het boek te laten signeren
De aanwezigen krijgen bij aankoop van een boek een unieke genummerde ex libris cadeau.
Inschrijven:
Via mail naar lieve.woordjes@kirstinvanlierde.be.
Laat uiterlijk 26/11 weten met hoeveel personen je aanwezig zult zijn. We hopen je daar te zien!
woensdag 5 oktober 2022
zaterdag 10 september 2022
Zaailing 110 - Het enige wat ons overblijft
Ze wordt wakker in de schemering voor zonsopgang, en weet meteen waar ze is.
Seth ligt met zijn rug naar haar toe. Een paar rode lokken likken zijn nek en de ronding van zijn schouder.
Ze heeft nog nooit zo dicht bij een man gelegen die zo ver bij haar vandaan is.Klotsend de trage golven, heen en weer over het landschap van de tijd. Als de regen ophoudt, komt het zand en zucht het land vanuit de diepten.
Hij kijkt uit over de woestijn. De horizon is wazig en wil niet gezien worden. Zijn hart ook niet. Het kent zijn ketenen en aanvaardt hun gewicht.
Maar als de zon opkomt boven de duinen en de schemering haar roze sluier achter zich aan sleept, waait het lied van de kraanvogels over de vlakte naar hem toe. Dan weet hij waarom geen tempel of tombe hem ooit binnen kan houden.
© Jurgen Walschot |
Zij was het die de kaarsen had gedoofd en zonder een woord tegen hem aan was gaan liggen. Een schelp wilde ze zijn, om zijn kwetsbaarheid heen.
Wanneer is een god bang? Wanneer denkt een engel aan vallen?Zie je Seth, hoe de dood over mij waakt? De zachtheid van het duister, de omhelzing van de windels in een stille kist? Niets dan de herinnering aan duinen van roze en goud, een droom die werd geproefd maar nooit geleefd.
Hoe ver ben je doorgedrongen in het merg van dit land?
Hoe diep heb je gegraven, voor je op de botten stootte?Hij protesteerde niet toen ze haar armen om hem heen sloeg, en de wereld werd stil als het midden van een diepe poel. Vanwaar zij lagen, verspreidden de rimpels zich over het huis, de stad, en verder, de nacht in.
Hou van ons.
Wij zijn het enige wat ons nog overblijft.
zondag 4 september 2022
Ezelsoor 2022 @Boesdaalhoeve & @ccdeplomblom
cc de Plomblom, Ninove |
zondag 14 augustus 2022
Zaailing 109 - Wat aan land spoelt
© Jurgen Walschot |
jij telt de resten van wat aan land spoelt
dromen, schelpen, draden van wier
leven vergruizeld tot glinsteringen
met de blote hand raap ik beloftes
kringen die uitdeinen in water
schuim toe aan een nieuwe melodie
we vernauwen ons tot wat ons bekoort
ten koste van het onbekende maar
misschien mag iemand jou vasthouden
glip je niet langer als zand tussen vingers
was je niet meer weg met het opkomende tij
voor elke ondergaande zon een ster
een zandbank die zich tomeloos vertakt
waar de maan aan land spoelt
om te wortelen
zaterdag 16 juli 2022
Zaailing 108 – De monding van de maan
We rijzen op uit donker water en aan de monding
van de maan stromen we berustend over. Wat ons
verankert, is onvast: witte gaten in donkere hemels
smeltend in stralen, hongerig van mond.
Hoe anders zijn wij soms, rafelend op de getijden,
hoe moeilijk verstaanbaar voor elkaar. Wij kennen
elkaar wassend en krimpend, boren naar de bodem
en leggen ons neer bij de stilte die daar heerst.
Wals de grenzen tussen water en blad,
lucht en huid. Waar ik verbrokkel, drijf jij.
Als jij verstart, lach ik je los. De molensteen
maalt traag de tijd; zie ons dansen langs de rand.
woensdag 15 juni 2022
voorpublicatie /// zaailing 107 /// Eerst is er alleen maar blauw
Robin in de Poseidonkoepel - De oceaan van Mare |
Robin staat op het kiezelstrand in de grootste en meest uitgestrekte
koepel van het hele serrecomplex. Voor hem strekt zich de zee uit. Hij
trilt van kop tot teen en hij heeft zijn ogen stijf dicht.
Dit zou niet zo moeilijk mogen zijn.
Hij ademt diep in en uit. En nog een keer. En nog eens. Hij blijft trillen maar opent zijn ogen.
Eerst is er alleen maar blauw – een zacht stromend aquamarijn dat het
licht van de zon vangt in gouden spikkels. Het vlijt zich met elke
gerimpelde golf neer op het kiezelstrand. De keien in de branding rollen
glanzend heen en weer.
De lucht is stil en vochtig, alsof de koepel op iets wacht. Aan de horizon hangt een waas.
Je moet dichter naar het water toe.
Alles
in Robin zet zich schrap. Zijn benen trillen alsof hij verkleumd is. En
dat is ook zo: binnen in hem is alle warmte weggesijpeld.
Je moet.
Robin voelt de keien onder zijn voeten. Steen schraapt op steen als
hij naar de branding loopt. Bij elke stap voelt hij weerstand, alsof hij
moet ploegen tegen een zware stroming.
Met nog maar twee passen
tussen hem en het water in houdt hij halt. Beweging vlak voor zijn
voeten trekt zijn aandacht. Waar de golven kapotslaan op de keien is het
water troebel maar juist daar voorbij is het zo helder dat Robin de
vissen kan zien tussen de stenen. Hun lijfjes golven en vervormen met de
bewegingen van het wateroppervlak. De grote keien op de bodem doen dat
ook. Robin kan er niet te lang naar kijken voor hij het gevoel krijgt
dat de grond onder zijn voeten ook begint te golven.
Hij richt zijn blik hoger. Maar onder het mistige waas verderop is de zee een eindeloos, diep duister. Zoveel water…
Plots ontstaat er hevige deining, midden op het wateroppervlak. Heel
even ziet Robin iets wat lijkt op een enorme tentakel, of een vin. Dan
kalmeren de schuimkoppen en wordt het wateroppervlak weer stil. Maar nu
drijft er, precies op de plek waar hij net nog dacht een beest te zien,
iets donkers en vormeloos.
Robin herkent de kleur van Mendels
overall. Dan ziet hij ook armen, benen, lange haren uitgespreid op het
water als een witte kroon van wier.
Hij roept Mendels naam, maar in de zwaarte die als een dik deken over de koepel ligt, klinkt er alleen stilte.
Robin wil tegelijk naar Mendel toe en van het water weg. Hij glijdt
uit over de keien en valt voorover in het water, zijn gezicht wordt
helemaal nat gespat. De vissen schieten alle kanten op.
In paniek
krabbelt hij weer overeind. Het onbereikbare lichaam van Mendel deint op
en neer maar Mendel zelf beweegt niet. Zijn gezicht ligt in het water.
Robins
hart hamert in zijn keel. Als Mendel niet kan ademhalen, gaat hij dood.
Of – de gedachte maakt hem nog kouder vanbinnen – is hij dat al?
Hij
schreeuwt, en nu breekt zijn stem doorheen het zware web van stilte. Ze
weerkaatst van de koepelwanden en komt langs alle kanten weer op hem
af.
De grond onder zijn voeten gaat trillen. Eerst zachtjes, dan steeds
heftiger. Samen met de trillingen komt ook het water. Robin ziet het
langzaam oprijzen, mee met de rondingen van de koepel, een vloedgolf die
zich opricht.
Hij wil naar de uitgang rennen, maar zijn voeten
zitten vast in de keien. Hij rukt en stampt met al zijn kracht maar
raakt niet los. Met afgrijzen kijkt hij toe hoe de enorme golf boven hem
steeds hoger reikt. Licht glinstert op de uiterste schuimranden. Ze
likken aan het stergewelf in de nok van het koepeldak en slokken het op.
Dan begint het water met de koepel mee af te dalen. Het bedekt de zon
en is aan alle kanten boven en om hem heen. De hele koepel baadt in een
blauwgroen licht.
Robin ziet een immense silhouet langs glijden, een wezen waarvan hij het begin of einde niet kan onderscheiden. Er is een heftig gebons in zijn oren, een donker suizen. De grond davert. Het zonlicht dooft. Aquamarijn wordt eerst nachtblauw, dan zwart. Het moment waarop de golf zich op hem stort, voelt Robin niet. De zee slokt hem op en sluit zich boven zijn hoofd.
De oceaan van Mare – Kirstin Vanlierde & Jurgen Walschot – Pelckmans uitgeverij – najaar 2022
woensdag 18 mei 2022
Zaailing N°106 – Het verhaal dat jou schrijft
©Jurgen Walschot |
Het verhaal dat jou schrijft
Ze zeggen dat je kunt verdrinken in verhalen. Ik stel me liever voor dat je je erin laat zakken als in een warm, nachtblauw bad, een poel met rotsige randen die je aan het zicht onttrekken en keien, zacht van het wier, die wegrollen onder je voeten bij elke stap dieper.
Zilver op indigo glinstert het maanlicht op het water. De poel is van inkt en jij bent het verhaal dat geschreven wordt. Alleen je dromen en je angsten neem je mee het water in. Een voor een lossen ze op, in zacht ademende kringen.
Hoe diep kun je gaan voor je de bodem onder je voeten verliest?
In de diepzee huizen de monsters die verdreven zijn van het land. De god van kalme zeeën en stormen geeft ze een onderkomen en alle ruimte om te groeien.
Maar plots licht er iets op. Een vonk, een gloed, een moment van
herkenning. De tijd stolt, als een hartslag die langzaam vertraagt.
Het warme nachtblauw fluistert over zwemmen en duiken en heel dicht bij de diepte mogen komen.
Ze zeggen dat je kunt verdrinken in verhalen. Dompel jezelf onder. Het verhaal dat jou schrijft, weet hoe het jou op papier wil zetten.
dinsdag 1 maart 2022
Dichter in de buurt
Tot 31 maart kunnen de inwoners van Halle deelnemen aan de Halse poëziewedstrijd 'Dichter in de buurt'
maandag 17 januari 2022
Zaailing 102 – Schuim en sterren
©2022 Jurgen Walschot |
Soms kun je maar beter van de wereld verdwijnen.
Ik kan dat makkelijk. Ik hoef mijn aandacht maar naar binnen te richten om langs ijsvlaktes te dwalen waar de ijzige wind elk geluid van nijdige stemmen overstemt. De sneeuwstorm in mijn hoofd is er altijd.
Ik ken ze te goed intussen, die stemmen. Ik weet wat ze fluisteren en schreeuwen, ik hoor hoe ze sneren en schelden. Wat ze precies zeggen, heeft nooit veel uitgemaakt. Woorden zijn lucht, zoveel wil ik nog wel geloven. Maar aan de scherpe rand van hun toon kan je je verwonden als je niet oplet.
Gewapend moet je zijn, met een stilte om je heen dik als gewatteerde dekens, en een hoofd vol loeiende wind en sneeuw. Je moet lak hebben aan kou, dat ook. Wie alleen is, heeft vaak kou.
In de sneeuwstorm bestaat geen tijd. Het is er altijd een soort schemering, te donker om dag te zijn, maar te helder voor nacht. Daarom weet ik nooit hoe lang ik er ronddwaal, als ik er eenmaal ben.
Ronddwalen is niet moeilijk. Ik trek mijn schouders op en kijk niet om me heen. Soms vertellen mijn voeten me dat ik een heuvel opga, dan weer zak ik wat dieper weg als ik ergens van afdaal. De sneeuw knerpt onder de zolen van mijn schoenen, een zacht, pijnlijk kraken. De sneeuwvlokken die zich vasthechten aan mijn kleren overleven hun omhelzing niet. Ze smelten een voor een, zonder dat ik er iets voor doe.
Op zeker moment is het voorbij. Dan kijk ik om me heen en is het rustig. Ik zie stoeptegels en ik hoor een auto voorbijrijden. Misschien bloedt mijn neus een beetje, maar niet te erg. Ik raap mijn tas op uit de plas waarin hij lag. De stemmen zijn weg, het gevaar is geweken.
Soms vraag ik me af of ik me geen dingen inbeeld. Maar de stemmen komen altijd terug. Zoveel heb ik intussen wel geleerd. Dan verlang ik naar die wereld waarin sneeuwvlokken bewegende sterren zijn tegen een grauwblauwe lucht, en stuifsneeuw opspat als schuim over een deinend landschap. Dan verlang ik er zo erg naar dat ik daar ook bén.
Als ik het maar hard genoeg wil, kan ik daar op een dag misschien blijven.